top of page
Search

Alle vormen van geluk zijn vloeibaar

  • Writer: Tamara Stoffers
    Tamara Stoffers
  • Nov 14, 2023
  • 8 min read

Updated: Nov 16, 2023


ree

Inmiddels denk ik maar zelden aan haar, maar soms is er een onverhoedse aanleiding waarna zowel de zij als de consequenties die onze zomer gehad heeft mij met onverminderde intensiteit volledig overrompelen. Maar goed, A. had nog geen weet van zowel de gelukzaligheid en kwellingen zijn vraag teweeg zouden brengen.

Wij lagen op deze zonnige zomerdag lusteloos in het park te praten, tegen elkaar aan liggend op het kleine kleed. We staarden met nietsziende ogen naar de boomkroon die ons schaduw bood en voelden ons geborgen. Het is makkelijk ontboezemingen te delen wanneer de mogelijk vragende blik van de ander gericht is op een onzichtbare zenith, op grote afstand van jouw lichaam en gedachten. Hij vroeg serieus en snakkend of ik niet gewoon verliefd op hem zou kunnen worden. Het idee liet een lach opwellen. “Nee.”


De vraag deed K. wederom herrijzen en ik dacht eraan hoe ik na haar nooit meer genoegen zou kunnen nemen met iemand die minder passie opwekt dan zij. Haar hikkerige lachje, haar lange donkere haren en de manier waarop ze haar lippen op elkaar perste als ze glimlachte. Haar onderzoekende maar trotse blik wanneer ze naakt in de keuken stond en ik vanuit bed vol adoratie naar haar lichaam keek. Zij was iemand wiens balkon je wilt overdekken met de geurende rode geraniums waar ze nooit om gevraagd heeft en wiens huid je elk moment van de dag wilt proeven.


Ik dacht aan die zomer met haar, aan de gedichten die uit mijn pen vloeiden om het ongrijpbare te vangen. Hoe toen zelfs de dansende lichtvlekken gevormd door zonnestralen die door het bladerdek in het bos doordrongen mij tot tranen van geluk konden roeren. Haar knedende vingers en hoe we zoenden op de natte als koper glanzende straten onder de straatlantaarns achter het station, midden op het fietspad.


Avondenlang staarden we naar de ritselende bladeren, over de balustrade van haar balkon. Dan lagen haar benen lagen op mijn schoot en ik streelde ze, in onze vrije handen we een glas rode wijn. Ze was bezig met een proefschrift voor de universiteit en las een schat aan boeken over groepsgedrag en trauma. (Vaak leek het alsof ze psychologie studeerde om zichzelf te kunnen helen.) We discuteerden over de overeenkomsten tussen religie en politieke ideologie, filosofeerden over geschiedenis en interpreteerden onze dromen aan de hand van Jung. Haar gedachtenwereld had minder kleuren dan de mijne; ze dacht niet in beelden, maar in woorden. En daarin waren emoties ook gevangen en gerationaliseerd tot het punt van afwezigheid. Het enige wat ze naar eigen zeggen volwaardig voelde was lijden.


Ze probeerde haar chronische depressie te onderdrukken met medicatie en het gebruik van ketamine, immers hadden experimentele studies erop gewezen dat deze als bijwerking een positieve uitwerking had op de opname van dopamine. Ik verafgoodde haar om haar intellect en vertrouwde erop dat ze wist wat ze deed. Ze was ervaren en bewezen goed in het uitoefenen van zelfcontrole. Zo had ze anorexia gehad en was hiervan hersteld. Ook sneed ze zichzelf al jaren in haar bovenbenen, maar nooit zo diep dat het een litteken achterliet. Ze had dit nonchalant verteld toen ik benen streelde en met vragende ogen keek naar de kleine symmetrische wondjes. Sinds ze ketamine snoof nam het aantal rode lijntjes gestaag af, net als haar gevoelswereld. Maar mijn gedachten waren onverminderd vervuld van geluk en vurige begeerte.


Ik herinnerde mij de treurwilg in het park bij de mini-golfbaan. Hoe wij beiden, met lange rokken aan, onder de boom lagen. Hoe ze mij hier naartoe had geleid met ogen die duidelijk maakten wat ze wilde. Hoe ze op me zat en zich over mij heen bewoog, naakt onder haar gebloemde plissérok. Geen enkele fantasie had mij zo kunnen bevredigen als deze werkelijkheid. Ik voelde haar hitte, haar vocht, haar adem. Een vrouw met een hondje passeerde aan de andere kant van de vijver, onze lichamen bleven verborgen achter de voorhang van takken. En we lachten hardop.


Deze herinnering zou mij vergezellen in treinen terwijl ik uit het raam staarde, in bed wanneer wanneer ik mij overgaf aan het gemis, op de fiets wanneer ik mij haastte om terug te keren naar haar huis.


En ondanks haar moeilijkheden, de depressies die er toe leidden dat ze alles wat schoonheid bezat analyseerde en rationaliseerde tot het punt dat het betekenisloos werd, was ik bereid geweest om mijn leven om te gooien in dienst van deze liefde. Het was mijn aardkern, de spil waar alles om draaide.


Ik woonde toen wij elkaar leerden kennen net weer bij mijn ouders, die overigens nog niet over de breuk met hun favoriete schoonzoon heen waren. De geparfumeerde roze enveloppe die hier op de deurmat viel en de ansichtkaarten gesigneerd met een kusmond van rode lippenstift zorgden er voor dat ongemak intrede leek te nemen in het huis. Gezien ik de ontembare neiging had mijn liefde van de daken te schreeuwen en te bezingen in schunnige gedichten, was het noodzakelijk zo snel mogelijk een kamer te vinden vanuit waar ik mijn eigen geluk en ambities kon cultiveren. Mijn geluk was onverenigbaar met de nabijheid van sceptisch toeziende ogen. Dus vond ik mijn toevlucht op de 9 vierkante meter in een beruchte volksbuurt in Deventer, waar de kamer voldeed aan mijn enige criterium; het had een raam.


Ik had exposities, verkocht collages en zag mijn leven op dat moment als een pad van louter ontwikkelingen in de juiste richting. Alle ongemakken en tekortkomingen waren van tijdelijke aard, het hoogst bereikbare doel was een staat van permanente zorgeloosheid en voldoening. In mijn bijna manische gemoedstoestand leek er niets mis te kunnen gaan. K. behaalde ondertussen haar master en bereidde zich voor op een PhD in Warschau. Ik wist dat ze leefde voor haar ambities en was oprecht trots op haar verdiensten.


In mijn verbeelding speelde ik met de gedachte samen naar Polen te verhuizen, naar een grijze flat met een brommende koelkast naast een keukentafel omringd door witte houten krukjes. Daar zou ik zwijgend zitten toekijken terwijl ze wederom ontbloot en glimlachend champignons zou laten verschrompelen op de koekenpan. Ik zag een voortzetting voor mij van wat wij in Groningen deden, temidden van een nieuw landschap. Maar ik voelde tegelijkertijd hoe zij bekoelde en koesterde deze visioenen stilletjes.

Op een dag lagen lagen we in bed een jointje te roken. Ik had zojuist zaadjes van een weegbree geplant in een oude waskom op haar balkon.

“Het zijn planten die tegen een stootje kunnen. Sterker nog, ze groeien vaak op paadjes of tussen tegels. Daar waar de aarde vaker wordt aangestampt en waar ze worden vertrapt. Nauwe oncomfortabele plekjes waar ze verwaarloosd worden. Mensen zien ze vaak als onkruid, maar ze helpen bij het helen van wonden wanneer je hun sap er overheen wrijft. Of tegen het jeuken van een insectenbeet. Ze zijn sterk, veerkrachtig en onderschat. Ik las erover en dacht dat je ze mooi zou vinden.”

Ze had nooit groene vingers gehad, onder haar ‘zware hand’ zoals ze het zelf noemde gingen alle planten dood. De weegbree kon haar ongetwijfeld aan. Ze liep naar het balkon en duwde met haar voet de aarde aan.

“Vinden ze dit lekker?”

“Ik ga er van uit van wel.”

Ze knikte me toe met een verzaligde glimlach op haar lippen, de joint in haar opgestoken hand. Ik kuste haar.

Even later, toen we weer op het bed zaten vroeg zij mij of ik de laatste tijd niets vreemds aan haar had opgemerkt. Ik vond die vraag moeilijk te beantwoorden. Ze zei dat ze contact had met een meisje die bij het lokale poppodium werkt en liet een foto zien van een blondje dat zelfverzekerd uit haar ogen keek, bijna vanuit de hoogte. Ze zei dat ze graag toe zou willen geven aan de lust die ze voor haar voelde. Mijn hart wrong zich samen. In mijn hoofd was ik zo vervuld van haar dat er geen ruimte was voor verlangens naar een ander. In elke vreemde vrouw zocht ik háár; zíj was het ideaal. Wanneer zij dit verlangen voelde was het duidelijk dat ik haar minder verzadigde dan zij mij. En dat voelde als een steek in mijn hart. Al was haar verlangen puur rationeel gezien wel navolgbaar.

Kortom, met het vooruitzicht op de afstand die ons zou scheiden en het feit dat zij meerdere vruchten wilde proeven besloten we uit elkaar te gaan. De tederheid tussen ons bleef, de lust bleef, evenals de geborgenheid en de spontane kusjes op elkaars schouder wanneer we bij een stoplicht stonden te wachten. Maar het was uit. Zij vertrok en ik bleef.

Nog één keer heb ik haar gezien.

Ik verbleef bij haar in Warschau, waar ze een flatje huurde in de oude Joodse buurt. Ik had mij voorbereid voor een examen Russisch en zou deze over enkele dagen ter plekke afleggen bij de ambassade. Tot die tijd zou ik bij haar verblijven.

Toen zij mij op had gehaald van het station, waar ik drie uur in de kou op haar had gewacht, leek het alsof er niets veranderd was. En zo voelde het ook toen we met elkaar in bed lagen en we nog precies wisten hoe we de ander aan moesten raken. De gesprekken waren diepgaand en intiem als vanouds. En natuurlijk kwam onze gezamenlijke zomer in Groningen ook aan bod.

Ze rakelde op hoe ik een keer terloops tegen haar gezegd had hoe fijn het was om een vriendin te hebben. Ze had zich toen enigszins overvallen gevoeld. We gedroegen ons inderdaad alsof we een relatie hadden, inclusief handje vasthouden op straat, samen koken en het kusje voor het slapen gaan. We waren altijd verstrengeld en samen, maar zij had er nooit over nagedacht dat wat wij hadden een relatie zou kunnen zijn. Ze had zich geborgen gevoeld, genoot van de aandacht die ik haar schonk en van de seks die we deelden. Dus ze zag mijn conclusie als logisch en besloot het te nemen voor wat het was, immers veranderde het niets.

Een gevaarlijke vraag brandde op mijn tong; de vraag die mij voor een volledig jaar de afgrond in zou drijven.

“Hield je dan wel van mij?”

Ze keek afwezig uit het open raam en krabde de nagelriem op haar duim open met haar wijsvinger. Het was een nerveus trekje dat ik altijd tegen probeerde te gaan door haar hand vast te pakken.

“Nee. Ik hield van wat je me bood. Je bereidheid om mij de affectie te geven die ik nodig had. Maar het ging niet om jou. Het had ieder ander kunnen zijn die mij hetzelfde kon bieden.”

Ik knikte. Het duurde een tijdje voor de realiteit volledig op mij neerdaalde. En ik probeerde mijzelf voor te houden dat ik blij moest zijn dat zij eerlijk was, maar wat volgde waren misselijkheid en een verstikkende beklemmende opwelling aan tranen.

Ik verontschuldigde mij en ging naar de keuken.

Toen begon de paniek. Mijn benen werden week, mijn tanden klapperden, tranen biggelden en ik zonk naar de vloer. Hier lag ik dan, op de plavuizen in foetushouding alsof ik het personage was in een slechte film, bevend op de grond naar adem happend. Ik probeerde te tellen om mijzelf weer rustig te krijgen. Zij liet mij begaan en ging naar bed. Ik heb hier een paar uur gelegen en kreeg de ontembare drang om te vertrekken. Haar nabijheid en het huis waren plots ondragelijk. Dus greep ik mijn koffertje, propte mijn kleding hierin en keek nog een keer naar de woonkamer en de keuken om afscheid te nemen. Op de muur hing een slechte IKEA-reproductie van ‘de kus’ van Gustav Klimt. Daarnaast hingen de ansichtkaarten die ik haar gegeven had. Zij lag vredig in bed te slapen.

Ik schreef een klein briefje.

“Bedankt voor wat we gedeeld hebben. Ik denk niet dat we elkaar nog terug zien, maar ik wens je al het beste. Liefs, T.”

Ik legde het op de ladekast en keek naar haar slapende lichaam vanuit de deuropening. Ik voelde enkel verlies. Niet zo zeer het verlies van haar, maar het verlies van de onschuld van wat er tussen ons geweest was. Ik had blind geloofd in de oprechtheid ervan, gedacht dat alles tussen ons helder was en persoonlijk. Dat wij onvervangbaar waren geweest voor elkaar op dat moment.

Ik knipte het licht in de gang uit en trok de deur achter mij dicht. Het was 4 uur ’s morgens toen ik huilend de trappen afliep. Ik was in Polen, op een station in het zuiden van Warschau, in een wachtruimte. En ik was een absoluut wrak.

Nee. Ik zou nooit zoiets allesoverheersends kunnen voelen voor een man. Zij heeft mij de ogen geopend voor alles wat zou kunnen zijn, wanneer ik geluk toelaat. Na zo iets puurs, iets wat zo ingrijpend was, zou ik nooit meer terug kunnen naar hoe het was voor die levensveranderende tedere zomer. Het zou verraad zijn.


 
 
 

Recent Posts

See All

Comments


  • Instagram

Het Correspondentiekantoor is gerealiseerd dankzij makershuis VAKTOR.

© 2023 Het Correspondentiekantoor


Deze website is ontworpen door studio-lauw.com

bottom of page